Project Gutenberg's Het Geuldal, by L. H. J.  Lamberts Hurrelbrinck

This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever.  You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.org


Title: Het Geuldal
       De Aarde en haar Volken, 1907

Author: L. H. J.  Lamberts Hurrelbrinck

Release Date: April 23, 2006 [EBook #18235]

Language: Dutch

Character set encoding: ISO-8859-1

*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK HET GEULDAL ***




Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
Proofreading Team at http://www.pgdp.net/






[33]

Het Geuldal.

Door Mr. L. H. J. Lamberts Hurrelbrinck.

Met photografieën van G. S. de Veer Jr. te ’s Gravenhage.1

Landschap tusschen Houthem en Berg- en Terblijt.

Landschap tusschen Houthem en Berg- en Terblijt.

Heuvelen, rood gekleurd door een ontzaglijk tapijt van bloeiende erica’s, waaruit zich hoog verheffen als witte zuilen de zilveren stammen der berken; overal in het onmetelijk rondom kleine kerktorens, als glinsterende zwarte naalden, priemend in de helder blauwe lucht; kleine, snel vlietende riviertjes en beken, hun weg nemend in grillige bochten en kronkelingen, nu eens door vruchtbare boomgaarden, dan onder dicht begroeide boschjes, dan weer langs weelderig met goudgeel graan bedekte akkers.

Hier, trots, dreigend, steil zich verheffend op den witzanderigen bodem, de massaal hooge rotsen, groen gekleurd door de lange neerhangende spichtige wingerdranken; daar, nederig, bescheiden het kapelletje met het beeld der moeder Gods, te midden van het eeuwig groenend dennenbosch.

Ginds een oud kasteel met ronden zwart-leien koepeltoren in een omvangrijk park, onmiddellijk begrensd door een van klei en zandsteen opgetrokken hut met grijsgrauw strooien dak; er achter een kleine moestuin met eenige hoog uitstekende zonnebloemen.

Overal, zoover het oog reikt, een rustige kalmte, een verheven stilte, een enkele maal slechts gestoord door het geblaf van een hond, door het gezang van een leeuwerik, hoog in de lucht.... ’n stuk poëzie, ’n idylle.

Ziedaar de Geulvallei.

Een krachtige man, de jas los om het lijf, de donkere oogen diep in hunne kassen, het zwarte haar even uitkomend onder den pet, in tegenstelling met de hem omringende natuur, nooit kalm, nooit ernstig, beenen en armen steeds in beweging, de lippen altijd geplooid tot een vroolijken lach, de keel immer tot zingen geneigd, levend den dag van heden, zich niet bekommerend om dien van morgen, overtuigd, dat er dan ook bier wordt gebrouwen en [34]dat er den eerstvolgenden Zondag in het een of ander naburig dorp kermis zal zijn, waar gedanst, gezongen desnoods wel gevochten zal worden..... Ziedaar de type van den zuidelijken Limburger, van den bewoner van het Geuldal, een geheel ander wezen dan z’n landgenoot uit andere provincies. Green wonder hij is ook van geheel ander ras.

Zijn de andere bewoners van Nederland afstammelingen van Saksers en Friezen, hij is de nazaat van den Frank; in zijn aderen vloeit nog het bruisende Frankische bloed.

Zijn land is niet groot; ’t is geen wijde uitgestrektheid, waardoor de Geul stroomt. ’t Riviertje ontspringt in Moresnet, in de nog immer bestaande kleine republiek, welke haar ontstaan te danken heeft aan eene vergissing der verschillende afgevaardigden der mogendheden bij het te Weenen gesloten tractaat van 15 Juni 1815.

Nabij het dorpje Epe doet de Geul haar intrede in Limburg, vloeit voort met een noordelijken loop langs Wittem; tusschen dit dorp en Wylré neemt het de Gulp in zich op; verder in westelijke richting voortstroomend langs Schin op Geul, Oud Valkenburg, Valkenburg, Houthem en Meerssen, werpt het zich bij Itteren, niet ver van Maastricht, in de Maas.

De kroniekschrijver Regino, abt van het klooster van den heiligen Martinus bij Trier, overleden in 915, gewaagt in zijn Chroniken van een gevecht, dat heeft plaats gehad tusschen de troepen van graaf Arnulf en de Noormannen bij de Gulia of Geul.

Uit de beschrijving blijkt ten duidelijkste hoe ver de Christenen toen ter tijde in krijgstucht en orde bij hunne vijanden achter stonden.

Zoodra men—schrijft hij—de vooruitgezonden verspieders der Noormannen in het oog kreeg, viel de gansche menigte, zonder eenige orde of overleg met de aanvoerders, op hen aan en vervolgde hen met de grootste onvoorzichtigheid, totdat zij in zekere villa op de dicht ineengeschaarde voetknechten des vijands stootten, door welke zij, niet tegenstaande hun onversaagde dapperheid, werden teruggeslagen.

De ruiterij der Noormannen viel daarop met lossen teugel op de wijkenden in en versloeg hen geheel.

Het was in dezen slag, die even beneden den mond van de Geul werd geleverd, dat Sunzo, bisschop van Mainz, graaf Arnulf en een menigte andere edelen sneuvelden. Dit is de eenige maal, dat wij in de oude Historie Chronieken van de Geul gewag vinden gemaakt.


Het middelpunt tevens het voornaamste plaatsje aan de Geul is het kleine stadje Valkenburg, ongetwijfeld een der oudste plaatsjes van ons land. Enkele geschiedvorschers beweren, dat het stadje oorspronkelijk is geweest het Corvi vallum (Ravenwal), waarvan de Romeinsche keizer Antonius, levend in de tweede helft der tweede eeuw na Chr., in zijn Itinerarium of reisboek gewaagt; als argumenten ter staving van dit beweren beroepen zij zich op de nog bestaande gelijkluidende namen als Ransdal—verkorting van Ravensdal en Ravensbosch, beiden in de onmiddellijke nabijheid van Valkenburg.

Deze bewering heeft echter in de wereld der geleerden niet algemeene instemming gevonden.

Een onloochenbaar feit is het niettemin, dat de Romeinen in deze streken zijn geweest, dat zij ook hier hunne “Castra” of legerplaatsen hebben gehad; talrijk toch zijn de Romeinsche penningen en voorwerpen van huishoudelijken aard, meest aardewerk (terra sigillata), welke hier als ook in het naburige Heerlen gevonden zijn.

Bij Meerssen, in de onmiddellijke nabijheid van den grooten weg, heeft men in het jaar 1865 onder een korenveld de fundamenten van een geheel Romeinsch huis ontdekt; dezelfde vondsten zijn nog in den zomer van dit jaar gedaan bij eene hoeve, de Heihof, in de nabijheid van Valkenburg.

Voor het eerst vinden wij den naam van het Limburgsch stadje vermeld in een Charter van Keizer Hendrik III, waarbij hij in het tweede jaar zijner regeering in de kalenden van Maart (15 Februari) van het jaar 1041 zijne bezittingen, gelegen in Falkenborgh ten geschenke gaf aan zijne nicht of bloedverwante Irmengarde.

Later wordt weer van dezen naam gewag gemaakt, in een schenkingsbrief van den toenmaligen aartsbisschop van Keulen, die Valchenburch overdraagt aan de collegiale kerk Sancta Maria ad gradus te Keulen.

Verder leert de geschiedenis ons de namen van “Gozewyn”, “Walram”, “Hendrik”, “Diederik”, “Reginald” als heeren van het vrij rijksleen “Valckenborch”. ’t Waren alle dappere, onversaagde helden, getrouw aan hun eenmaal gegeven woord, evenals alle heeren, ridders en grooten van Gulp en Geul.

Na den voor de Limburgers zoo noodlottigen, maar tevens zoo roemrijken slag van Woeringen tegen Jan I van Brabant in 1288 schreef Jan van Heelu (een priester, genaamd van Leeuwen), zelf Brabantsch onderdaan, over de strijders van Gulp en Geul gewagende:

“Want sie waren

De eerste ende die leste

In den strijt—ende ooc die beste”

De kronieken van Maastricht, door de “Societé d’Archéologie” in druk gegeven, geven herhaald verslagen van gevechten tusschen de Luikenaren en de Valkenburgers.

Zoo vinden wij in het jaar 1465 aangeteekend, dat de Luikenaars, met den markgraaf van Baden en diens broeder aan hun hoofd, ’s Woensdags na St. Gillisdag naar Valkenburg togen om den burcht en de stad te bestormen.

De Valkenburgers, van ouds niet mak, zooals wordt vermeld, weerden onder aanvoering van den drossaard Diederik van Pallant tot Withem en diens broeders, den vijand kloekmoedig af.

Zij vochten als leeuwen en doodden drie en tachtig Luikenaren. De Badensche graven, onmiddellijk gevolgd door de Luikenaren, vluchtten in allerijl, terwijl zij hunne beste buksen in den steek lieten.

Enkele jaren later wilden de Luikenaren weer wraak nemen. Onder aanvoering van gebroeders van der Marc d’Arenbergh en graaf Willem van der Marck, bijgenaamd het Wilde zwijn der Ardennen—in 1480 te Maastricht op het Vrijthof onthoofd—deden zij wederom een aanval op de Grendelpoort, maar ook ditmaal werden zij met groote verliezen teruggeslagen. [35]

Ziehier enkele geschiedkundige aanteekeningen uit de grijze oudheid van het land, dat een dertigtal jaren geleden tamelijk wel mocht heeten een terra incognita voor de bewoners der overige provinciën van ons vaderland; niemand kende het land, noch de bewoners; er bestond een wantrouwende achterdocht tegen de rebellen en oproermakers, die in 1830 partij voor België hadden getrokken.

Thans geheel anders; thans duizenden en duizenden, welke in de zomermaanden, gebruik makende van de goedkoope vacantiekaarten, optrekken naar het kleine stadje om daar in een der tallooze hôtels gedurende enkele dagen of weken te verblijven. Schier immer hun eerste wandeling over het smalle pad langs de snel vlietende Geul, hier en daar een wijle verpoozend, om hun aandacht te schenken aan enkele forellenvisschers, naar de Rotswoningen te Geulem (Geulheim, huis van de Geul).

’t Zijn oorspronkelijk geweest holle kloven of holen in de hooge zandsteenrotsen, welke zich verheffen terzijde van den weg.

Het vervaardigen dezer woningen heeft niet veel moeite, niet veel tijd en evenmin veel geld gekost; van voren heeft men eenvoudig de openingen dichtgemaakt, daar een deur en venster in geplaatst en het huis was gereed om de bewoners te ontvangen.

Bepaald geriefelijk is het dan ook niet, sierlijk evenmin met de kale bobbelende rotswanden als muren, oprijzende uit den ongelijken vloer, waarop enkele armoedige meubelen, een tafel, een paar stoelen, een bed en een kastje staan te wiebelen. In een hoek is een in de rots uitgehouwen nauwe steile, afgebrokkelde en afgesleten trap, een waagstuk om deze te betreden; deze voert naar een ruimte, van voren geheel open, van achteren in verbinding met twee donkere gangen, wijd zich uitstrekkend tot in de onderaardsche groeven van Geulhem.

Dicht bij de opening staat een gemetselde oven; een schoorsteen is er niet; de luchtstroom uit de grot heeft slechts den rook naar buiten te verdrijven.

Aan den rand der opening, als een bonte lijst langs de rotswanden, een smalle strook, waarin kleurige bloemen en groenten, tuin en koolhof tegelijkertijd.

Kostbaar wonen is het hier niet; de bewoners betalen slechts enkele guldens aan de gemeente Berg en Terblijt, waartoe het gehucht Geulhem behoort, als erfpacht, ten teeken van erkenning van eigendom, een huurprijs, welke hun ettelijke malen wordt vergoed door de talrijke bezoekers in den zomer.

Een lange rij dezer rotswoningen bevindt zich in den nauwen weg, die Geulhem verbindt met Berg en Terblijt. Voort loopt de wandelaar langs de woning, tevens koffiehuis en molen van den molenaar, waar vriendelijke dochters den dorstenden het heerlijke Limburgsch bier aanbieden.

Steeds langs de Geul, over den onafzienbare gemeentewei, gestoffeerd door geheele kudden koebeesten bereikt men Meerssen, een der grootste dorpen van Limburg met een mooie Gothische kerk, het vroegere Marsana, waar in Februari 847 de zonen van Lodewijk den Vromen, Lotharius, Lodewijk de Duitscher en Karel de Kale te zamen kwamen om onder elkander te regelen de verdeeling der Staten, waarover eenmaal hun grootvader Karel de Groote den scepter voerde.

Vlak tegenover het nieuwgebouwde station het prachtig buitengoed met weelderig park van den heer Stevens, “de Prosdie”, eene verbastering van “Proostdij” weleer het verblijf van den Proost van Meerssen, afhankelijk van de abdij Riaucourt, aan de zuidelijke grenzen der provincie Artois, nabij de stad Bopaume gelegen.

Deze proostdij met hare onderhoorige goederen was de eenige, die in deze landstreek bij de in bezitneming door onzen Staat niet in beslag genomen werd, waartoe de voorspraak van den koning van Frankrijk, in wiens gebied voornoemde abdij lag, niet weinig zal gebaat hebben.

Aan deze proostdij tevens dankte Valkenburg ook eenmaal den sterken burcht op den top van den heuvel even buiten de Birkelpoort.

Het voogdijschap dezer proostdij berustte namelijk bij de heeren van Heinsberg; wijl de residentie van voogden over abtdijen, proostdijen en verdere geestelijke stiften niet mocht liggen binnen het gebied van het stift, hebben dezen waarschijnlijk in de tweede helft der elfde eeuw deze sterkte gebouwd om steeds nabij het sticht, aan hunne wereldlijke hoede toevertrouwd, te kunnen verwijlen. Talrijk zijn de wisselingen, welke deze burcht in den loop der tijden heeft moeten ondergaan.

Menig beleg heeft het in de eerste eeuwen van zijn bestaan moeten doorstaan in de tallooze kleinere oorlogen, gevoerd tusschen de heeren der verschillende dorpen, waarvan die van Valckenborgh en de markgraven van Hoensbroeck de machtigste waren en dientengevolge ook de meest verbitterde vijanden.

In 1568 maakte Hertog Alva zich meester van het plaatsje en versloeg de Staatschen, die hier gelegerd waren. De legers der vereenigde provinciën na in 1632 zich van Maastricht te hebben meester gemaakt, heroverden achtereenvolgens Valkenburg, ’s Hertogenraede en Dalem.

In 1634 echter moest de Staatsche bezetting bij het naderen van het leger des graven Jan van Nassau de wijk nemen naar Maastricht en het kasteel kreeg toen weer een Spaansch garnizoen. Den 10den November 1636 bemeesterden de Staatschen andermaal de stad en vijftien dagen later werden ze ook weder daaruit verbannen.

In 1644 bestormden de Staatsche troepen wederom het oude slot en dreven de Spanjaarden op de vlucht. In het jaar 1672 tijdens den oorlog, dien wij met Frankrijk voerden, hadden de Franschen dit kasteel benevens de stad bezet, doch moesten het in denzelfden winter weer ontruimen en zich op genade of ongenade overgeven aan den overste Asquin, destijds commandant te Maastricht. De fransche bevelhebber, Marsillac, werd met tweehonderd man krijgsgevangen gemaakt en naar Maastricht gevoerd.

Dit had plaats den 6den December 1672 en vier dagen later werd het kasteel door de Staatsche troepen verwoest.

Sinds dit oogenblik is de burcht der Walerams, eenmaal de zetel van zooveel roem en glorie geworden de Ruïne, toegankelijk voor iedereen, die zich wil verlustigen in het prachtig panorama, den oneindigen [36]cirkel waarvan het aan den voet gelegen Valkenburg het middelpunt is; daaromheen aan de eene zijde blonde graanvelden met groene weiden, waartusschen als een zilveren streep de Geul zich slingert in kronkelende bochten; verder het kerktorentje van Houthem, goud geschubd in de zon, kleiner, smaller, door verren afstand, het torentje van Meerssen, en daar achter, aan den horizont, de heuvelenrei aan gene zijde van de Maas, reeds op Belgisch grondgebied; aan den anderen kant het prachtig monumentaal Jezuitenklooster aan den zoom van een bosch; daarboven de Heihof, grenzend aan den Lommersberg, waar eenmaal de Bokkenrijders, de roovers, die in het laatst der achttiende eeuw het Zuidelijk Limburg zoo zeer geteisterd hebben, zijn opgehangen, geradbraakt en gevierendeeld, wijder nog de kerktorentjes van Hulsberg en Klimmen, terwijl heel, heel ver de in de lucht in dunne ijle wolkjes opstijgende rook uit de schoorsteenen der steenkolenmijnen van Heerlen; ter rechterzijde de kasteelen Oost en Schaloen, aan den voet van den Schaesberg, op welks top de kluis van den heremiet en het eenvoudig kapelletje, als bedehuis voor de geloovigen; een weinig verder de rotsen met nauw lage holopeningen, waar in vroeger eeuwen, volgens overlevering, de kaboutermannekens hebben verblijf gehouden, en overal rondom, zoover het oog reikt prachtige natuurtafereelen van bosschen en velden van bergen en dalen, waarin dorpjes, torentjes en nietige huisjes als van een speeldoos.


Nog eene bijzondere merkwaardigheid van het Geuldal zijn de onderaardsche mergelgroeven te Valkenburg en te Geulhem, door de bewoners “de berg” genoemd, door den vreemdeling “de grot” geheeten.

Evenals de St. Pietersberg te Maastricht zijn ook deze grotten gevormd door een soort van zandsteen “mergel” genoemd, welke steen reeds aan de Romeinen als goed bouwmateriaal bekend was.

Zij groeven, zooals zij van de oorspronkelijke bewoners hadden geleerd dien steen uit en wroetten alzoo langzaam dieper en dieper in het ingewand der aarde.

Het is duidelijk dat, nadat zij eerst een rechte gang van zekere lengte op die wijze hadden uitgegraven of liever uitgezaagd, zij, om het materiaal dichter bij de hand te hebben, er weldra op bedacht waren ook zijgangen te graven; zoo ontstonden die uithollingen, links en rechts, in verschillende richtingen; waarbij zij natuurlijk steeds, soms in den vorm van zuilen, maar meestal in dien van stevige muren, genoeg onaangetast lieten, om gevaar voor instorting te voorkomen.

Nog andere redenen noopten de zagers enkele gedeelten onaangetast te laten; op enkele plaatsen was de steen vol “graaf” dit is vol kleine schelpen, ’t bewijs, dat eenmaal de zee zich tot deze streken heeft uitgestrekt; op andere plaatsen vertoonde zich “de herd” dikke vuursteenen; weer andere steenen waren ziek, kenbaar aan de scheuren en reten.

Al deze steenen waren voor het bouwen van een huis ongeschikt. Het voorbeeld, door de oudste bewoners en na hen door de Romeinen gegeven, werd door de latere volken getrouw nagevolgd en zoo zette men het werk voort eeuwen en eeuwen; zoo werd er een steenmassa uit den berg gehaald, van welker grootte men zich geen denkbeeld kan vormen.

Zoo ging het in den St. Pietersberg bij Maastricht, zoo ging het te Valkenburg en verder in de richting van Geulhem, waardoor in alle richtingen als in een spinneweb elkaar kruisende gangen en holen ontstonden, die zich uren ver uitstrekten en een doolhof vormen, waarin alleen zij, die van hun jeugd gewoon zijn hier rond te dwalen, den weg weten te vinden.


Elke bezoeker in de zomermaanden hier in het Limburgsch stedeke vertoevende, heeft gedwaald door de sombere lange gangen, hetzij vroolijk opgewonden, zingend en joelend, de veelkleurige lampion in de hand bij de door de vereenigingen “Het Geuldal” of “Falcobergia” georganiseerde tochten, hetzij kalm, ernstig volgend den fakkeldrager.

Hij heeft met onverdeelde aandacht gadegeslagen de fraaie artistieke in de weeke zandsteen uitgehouwen beeldhouwwerken; hij heeft zijne bewondering geschonken aan de fraaie muurschilderingen en teekeningen onzer Valkenburgsche jongens; hij heeft met vrome piëteit den bobbeligen bodem betreden van de eng-kille, door de kale zandmuren ingesloten ruimte, waar eens diep beproefde vrienden des Heeren zich vereenigden om hunne gebeden ten Hemel te zenden en in zijn oog geen spotternij bij het zien van dat primitief, van alle kunst ontbloot altaar, van die harde steenen banken; geen glimlach, die zich om zijne lippen plooit bij het lezen van de met zwart krijt bij den ingang geschreven woorden: “de plaats, waar gij zijt is heilig”.

Belangstellend heeft hij den gids gevraagd: wat beteekent dit kerkje in deze grot? en deze heeft herhaald het eeuwigdurend door de gidsen gegeven antwoord: ”’t was in den tijd der Franschen, toen zijn ze allemaal in den berg gevlucht”.

Meer niet; de reden van deze vlucht, de aanleiding tot het bouwen van dezen eenvoudigen Godstempel in deze donkere gewelven is hem ten eenenmale onbekend.

Het zij mij thans vergund de taak van den gids over te nemen door duidelijke verklaring te geven.

De troepen der Fransche republiek, na de Oostenrijkers in den bloedigen veldslag van Fleurus den 26sten Juni 1794 verslagen te hebben, bemachtigden, onder aanvoering van den generaal Kleber, niettegenstaande een hardnekkige verdediging, den 3den November 1794 de stad Maastricht en reeds het volgend jaar bij het vredesverdrag met de Bataafsche republiek, waren alle landen aan deze zijde van den Rijn en hiermede geheel Limburg ingelijfd bij de groote Fransche Republiek, welke tot leuze voerde: Liberté, Egalité, Fraternité.

De vrijheid beteekende, dat zij hunne gelijken en broeders, over wie hunne macht zich uitstrekte, ook dwongen te denken zooals zij, te beminnen, wat zij liefhadden, te haten, waarvoor zij afkeer gevoelden en, evenals zij, God en Godsdienst te verfoeien. Getrouw aan deze leuze bepaalden zij in de wet van 19 Fructidor an V (5 Sept. 1795).

Art. 5. Nul ne pourra remplir le ministère d’aucun [38]culte en quelque lieu que ce puisse être, s’il ne fait préalablement devant l’administration municipale ou l’adjoint municipal du lieu, où il voudra exercer, une déclaration dont le modèle est dans l’article suivant.

Art. 6. Je reconnais que l’université des citoyens français est le souverain, je promets fidelité et obéissance à la République et à la constitution, de l’an 3, je déclare de haïr la royauté et l’anarchie.

Art. 7. Tout individu qui, une décade après la publication du présent décret exercera le ministère d’un culte sans avoir satisfait aux deux articles précédents sera condammé à une amende de 5000 livres (francs) et à un emprisonnement, qui ne pourra excéder un an ni être moindre de trois mois. En cas de récidive il sera condamné à dix ans de gène (eenzame opsluiting met water en brood).

Ziedaar het werk der mannen, die beweerden de vrijheid boven alles lief te hebben.

1. Rotswoning.—2. De dochters van den molenaar (Geulhem).—3. Rotswoning.—4. Ingang van het gehucht Geulhem.—5. Limburgsche bespanning.—6. Langs de Geul.—7. De Birkelpoort te Valkenburg.—8. Huis bij Houthem.

Toen Max Delacroix, pastoor te Valkenburg, opgeroepen werd om te verschijnen op het stadhuis van dit plaatsje om den voorgeschreven eed af te leggen, weigerde de brave priester te gehoorzamen.

Zijn Meester had hem verboden, zeide hij, “te haten” wien het ook zij; dien eed van haat aan het koningschap wilde hij derhalve niet zweren.

Steunende op de aangehaalde wetsartikelen werd hem namens de Fransche Republiek het recht ontzegd om verder het ambt van priester te vervullen; de kerk werd gesloten. Hun God willende blijven dienen, voorgegaan door den eerwaardigen grijsaard, hebben Valkenburg’s ingezetenen toen in de duistere spelonk het kerkje uitgehouwen, dat thans nog in zijn oorspronkelijken staat den vreemdeling wordt gewezen.

Hier heeft de oude Delacroix, na zijn terugkeer uit de gevangenis de Heilige Mis gecelebreerd; hier heeft hij aan den stervenden de laatste troostmiddelen toegediend, hier heeft hij den man en vrouw vereenigd; hier heeft hij hun kinderen gedoopt. Dit alles mocht hij doen, zonder bevreesd te zijn voor eene overrompeling der Franschen.

Hier toch durfden zij zich niet wagen, uit vrees voor den kogel, door den een of anderen in die donkere wegen verborgen vijand op hun borst gericht. Menig Fransch soldaat heeft op deze wijze het leven verloren, zonder dat ooit iemand zijn moordenaar heeft kunnen ontdekken.

Eerst na een verblijf van achttien maanden hebben de vluchtelingen hunne onderaardsche woningen mogen verlaten, velen met een ziek, geknakt lichaam.

Onder dezen behoorde ook de oude Delacroix; na een drietal jaren stierf hij, diep betreurd door al zijn getrouwen.

Een dergelijk kerkje, grooter, weelderiger ingericht, met niet onverdienstelijke muurschilderingen treft men ook aan in de mergelgroeven van Geulhem.

Ook de priesters van Berg en Terblijt hebben geweigerd den voorgeschreven eed te zweren; ook zij zijn gevlucht in de donkere gangen; ook zij hebben hier met hunne parochianen anderhalf jaar verblijf gehouden.

Nog tal van bijzonderheden treft men in deze groeven aan.

In het Romeinsch gedeelte der Valkenburger grot bevindt zich de zoogenaamde “Driedrup”, een plaats, waar zoo lang deze gang bekend is, drie druppels water van het gewelf neervallen in een door dit eeuwenlang neerstorten gevormde kom.

Onafhankelijk van jaargetijde of weersgesteldheid vallen zij neer met dezelfde regelmatigheid als het tikken van een uurwerk.

Verder een vijver, een groote waterplas, waar men met een roeibootje op kan varen, welke om de zeven jaren opkomt en weer wegzinkt.

In de Geulemer gangen groeit tegen een kalen muur in zwarte duisternis een plant, in de botanie bekend onder den naam van “Rhizomorpha subterreana” geheel gelijkvormig aan het geraamte van een blad.

Op een andere plaats is de wand allerwege bedekt met vliegen, kleiner dan onze gewone huisvlieg; zij komen alleen voor op één enkele plek.

Onbegrijpelijk hoe ze hier gekomen zijn, wat deze diertjes noopt om zich niet te verplaatsen en waarmede zij zich voeden?

Als zij elkander verslinden zouden zij toch eindelijk moeten verdwijnen.


Eigenaardig vooral, dat in deze streken de bewoners trouw zijn gebleven aan de taal, de gewoonten, de zeden, zelfs aan de feesten der voorouders.

De taal is onverbasterd gebleven; er wordt nog ten huidige dagen gesproken hetzelfde dialect als voor driehonderd jaren, een mengelmoes van Fransch, Duitsch en Hollandsch, met als overblijfselen uit den tachtigjarigen oorlog enkele Spaansche woorden als “den amigo” voor bureau van politie, een nina kinneke “klein kindje” en meer andere dergelijke uitdrukkingen.

Elke plaats heeft z’n eigen taal, waar tusschen het verschil somtijds, in aanmerking den korten afstand, zeer groot mag genoemd worden bijv: “mooi meisje geef mij een kusje” luidt in het Maastrichtsch “schoen meitske gèf mich e puunsje”, de Valkenburger zegt “schoin mädje gèf mich e muilke”.

De taal zonder scherpe g, schier zonder keelklanken—de “sch” wordt uitgesproken evenals in het Duitsch—klinkt zoet, vloeiend, verhoogd nog door het ietwat zangerige, waarmede de Limburger spreekt.

Dat sprekend zingen heeft misschien zijn oorsprong te danken aan de bizondere voorliefde, welke iedere Zuid Limburger koestert voor de muziek.

Geen enkele plaats, geen enkel dorp, geen enkel gehucht zelfs, dat niet kan bogen op een of meer harmonieën, fanfare- of zanggezelschappen.

’t Zijn dikwijls zeer goede muziek vereenigingen, zooals nog onlangs bleek, bij den in Juni 1906 te Leiden gehouden wedstrijd, waar de harmonie van Valkenburg de zege behaalde over tal van Hollandsche gezelschappen, waar haar de eerste prijs werd toegekend met algemeene stemmen en bizonderen gelukwensch der jury.

Een veelomvattende werkkring, welke van de leden dezer harmonieën wordt vereischt in de plaatsen hunner inwoning.

Des zomers geven zij concerten enkele malen in de week; des Zondagsmorgens begeleiden zij de kerkelijke [39]processiën, welke hier nog in het openbaar worden gehouden, terwijl zij menigmaal dienzelfden middag nog optrekken met de plattelandsschutterijen naar den een of anderen wedstrijd in ’t vogelschieten in een der naburige dorpen. Ik heb in de zomermaanden menigen bezoeker hartelijk zien lachen bij het aanschouwen van deze sterke, groote, stoere kerels, met breede snorren boven de saamgenepen lippen in diepen ernst voortschrijdend met krijgshaftigen pas. ’t Lijkt inderdaad een naïef, kinderachtig vermaak zulk een schutterij optocht.

Eerst een flinke, kranige man, een hooge berenmuts op het hoofd, schier bedekkend de oogen; roode tressen op een donker buis, dikwijls te eng voor den dikken romp: een wit linnen broek, waarlangs een breede gouden bies; achter hem de muziek en de tamboer om beurten spelend en roffelend; deze worden onmiddellijk gevolgd door een breed geschouderden krachtigen man, die hoog voor zich uit, den stok rustend in een lederen koker op zijn buik, een rood fluweelen vaandel draagt, waarop in dik goud gestikt, het beeld van den een of anderen Heilige, den patroon van hun dorp; aan den top onder een zwaar vergulden valk tal van medailles, prijzen, welke de schutterij bij verschillende wedstrijden heeft behaald; vervolgens de schutters, ’t geweer op den schouder, bloemetjes in den loop, het lijf gehuld in donkere jassen, soms in allerlei vorm en snit; allen dragen witte broeken en zwarte met gouden biezen afgezetten petten met staande kleppen.

In hun midden een krachtige figuur geheel in ’t zwart gekleed, een hoogen hoed op ’t hoofd, waarom een lauwerkrans van gouden blaren; een driedubbele keten van gouden platen bedekt borst en rug.

Deze schutterijen zijn de voortleving der vroegere schutters gilden; de lauwerkrans om den hoed van den koning is het symbool van de kroon; de zilveren en gouden platen welke hij torst, zijn gedenkpenningen, welke de overwinnaars in gehouden wedstrijden aan hunne corpsen hebben geschonken; sommigen dezer dagteekenen zelfs uit de eerste helft der zeventiende eeuw.

Ook de feestelijke Meiviering heeft zich hier staande kunnen houden.

Sinds lange eeuwen her, lang voor den aanvang onzer jaartelling werd het aanbreken van den Meimaand op plechtige wijze gevierd.

De Romeinen brachten den eersten Mei offeranden aan Maia, de godin aan welke deze maand zijn naam heeft ontleend; de Germanen plantten dienzelfden dag midden in hun dorp den Meiboom, waarom zij heen dansten in vroolijke opgewondenheid. Ook in latere tijden werd de eerste Mei in andere landen in eere gehouden, zooals in Zweden, Frankrijk en Ierland. Bij de Bergschotten verzamelde men dien dag droog hout, ontstak het en danste driemaal om dit vuur.

Langzamerhand is de Meiviering in den oorspronkelijken vorm in onbruik geraakt; slechts op enkele plaatsen heeft zij zich kunnen handhaven zoo o. a. in enkele dorpjes, aan den Rijn gelegen, in den Elzas en Lotharingen, zoo ook nog in het Limburgsch Valkenburg.

De viering alhier geschiedt op zeer bizondere wijze.

In den nacht van den laatsten April vereenigen zich een aantal jonge mannen in een der naburige bosschen. Op een bank, gevormd door een plank, steunend op enkel in den grond geslagen palen, zitten drie jonge mannen; hij die de middenplaats heeft ingenomen, is de door de jongelingschap van het stadje verkozen Meikoning; naast dezen zitten twee andere mannen, zijn schrijvers. Voor dit drietal staat een tafel, eveneens een plank, gespijkerd op ietwat hoogere palen; hierop een stuk papier, een steenen inktpot en twee lange stokken.

Op den grond liggen tal van dennentakken, met veelkleurige linten versierd, welke straks de jongens zullen planten voor de deur der door hun gekozen Meiliefsten.

Nadat de laatste slag van het middernachtelijk uur is geslagen, zingen allen:

“Al in den Mei, zoo gaarne wij zoeken

Naar een jong meisje, daar ons hart naar tracht

En ach wat pijn en smart

Gevoel ik aan mijn jong hart.”

Te midden van getoeter op den Meihoorn verrijst de Meikoning: hij geeft eenige slagen op de tafelplank en begint dan met luider stemme: kameraden de eerste Mei is aangebroken, de dag, waarop iedere jongen zich zijne Meiliefste koopt volgens oud gebruik. Dit jaar kunnen wij u aanbieden een prachtige verzameling van schoone, lieve en eerbare meisjes; meisjes, die geld waard zijn en op welke gij goed zult bieden, zooals ik hoop, opdat wij a. s. Zondag een goed gelag in de herberg zullen hebben—wij zullen u de voorwaarden van den verkoop voorlezen.

Een der schrijvers staat op om met luider stemme bekend te maken:

Art. I. Zullen in het openbaar en aan den meestbiedenden worden verkocht alle deugdzame en eerbare jonge dochters van het dorp van den leeftijd van zeventien tot aan dien van vijf en twintig.

Art. II. Elk bod moet ten minste een halve frank bedragen.

Art. III. De opbrengst van den verkoop zal op den eerstkomenden Zondag worden verteerd in de voornaamste herberg, waar iedere kooper zijn Meiliefste na het eindigen van de Mis zal intrekken.

Art. IV. Alle aankoopen zullen terstond moeten betaald worden.

Art. V. Ieder der aanwezigen heeft het recht zich te verzetten tegen den verkoop van een meisje, indien het hem bekend is, dat zij niet deugdzaam en eerbaar is, want geen onwaardige mag plaats bij ons nemen; daarentegen heeft ook ieder der aanwezigen het recht haar eer en goeden naam te verdedigen. De aanklager en de verdediger zullen den twist beslechten met deze twee stokken hier op tafel, waarover geene bezweringen zijn uitgesproken, waaraan geene maleficiën zijn gebruikt.

Art. VI. De Meikoning heeft het recht den strijd te doen eindigen en te beslissen of de verkoop al dan niet zal doorgaan.

En dan begint het loven en bieden afgewisseld door zingen, schreeuwen en toeten op den Meihoorn, harder en onstuimiger, hoe meer voor het meisje geboden wordt, gevolgd door luide hoerakreten voor [40]den hoogsten bieder, als eindelijk de koop wordt gesloten. Zoo tot alle huwbare meisjes van het dorp zijn verkocht.

Dan grijpen de mannen de versierde dennentakken om dezen te gaan planten voor de deur der door hem gekozen Meiliefste. Den volgenden Zondag wachtten de vrijers hunne schoonen op voor de kerkdeur, om ze vervolgens in te trekken in de herberg, waar ze onthaald worden op “perfette amoer” (parfait amour) met suiker.

Natuurlijk dat de Meiliefste menigmaal is geworden de bruid en vervolgens de vrouw van haren kooper.


Monument te Valkenburg, opgericht ter herinnering aan de vijftigjarige vereeniging van Limburg met Nederland.

Monument te Valkenburg, opgericht ter herinnering aan de vijftigjarige vereeniging van Limburg met Nederland.

Veertig jaren geleden kende men in Holland dit strookje land slechts bij naam, bij overlevering en ons Limburgers werd op school geleerd, dat wij deel uitmaakten van het Koningrijk der Nederlanden, dat wij geregeerd werden door een koning, die Willem III heette.

Meer wisten wij nauwelijks van ons vaderland, wij stelden geen belang in het land, dat wij niet kenden, in de taal, die wij slechts gebrekkig spraken.

Behalve onze vrienden, met welken wij ons in het Limburgsch onderhielden, ontmoetten wij schier elken dag Duitsche of Belgische jongens, waarmede wij Duitsch of Fransch spraken; een Hollandsche jongen was voor ons een vreemdeling, zijn woorden klonken ons eveneens vreemd. Thans is dit alles geheel anders.

Nu een hartelijke sympathie, een warme vriendschap voor elkander, een broederlijk voelen te behooren tot hetzelfde volk, een fiere trots vereend te zijn tot ééne natie en aan deze blijde trots hebben de Valkenburgers op feestelijke wijze uiting gegeven in het jaar 1889 bij de plechtige onthulling van het monument, opgericht ter herdenking van den dag, waarop onze provincie vóór vijftig jaar met Nederland werd vereend.

Meer algemeen, geestdriftiger, grootscher echter die betoogingen van blijdschap in onze geheele provincie toen in het jaar 1895 de mare tot ons doordrong van het Hooge Bezoek, welke Neerlands Koninginnen voornemens waren Limburg te brengen.

Toen in elke herberg slechts één parool: “de Keuninginne”; in de huizen, op straat slechts één onderwerp: “de Keuninginne”; in elk brein slechts één gedachte: “de Keuninginne”. Toen in de steden tallooze vergaderingen, benoemingen van commissiën, een ijverzucht tusschen de verschillende vereenigingen om Haar, Hollands Koninginne op de meest waardige en meest schitterende wijze te ontvangen, om Haar de ondubbelzinnigste blijken van trouw en gehechtheid te geven.

De boeren witten hunne huisjes; de boerinnen kweekten met angstige zorgvuldigheid hunne geraniums en fuchsias, waarmede zij hunne vensters zouden versieren, als “Zij” voorbijreden en gezamenlijk vlochten zij lange guirlandes van versch en jong groen uit de bosschen gehaald.

En toen eindelijk de stoomende afstandszwelger, dragend de Koninklijke gasten, Limburg’s grenzen overschreed, toen een luid galmend gejubel van Noord tot Zuid, van Oost tot West, toen een oorverdoovend gejuich langs de boorden van Maas, Jeker en Geul, toen een opwelling van vreugdevolle razernij in elk gemoed, toen een feest, een koninklijk feest, door geen enkelen wanklank gestoord, door geen enkele vijandige betooging besmet of verguisd—de glorie van Limburg—toen een blijde lach om den hoera schreeuwenden mond, maar ook een traan van aandoening in het oog; toen donderende salvo’s van kanonnengebulder en statig klokgebrom, toen de oranjestrik op de borst van Katholiek, van Protestant en Jood.

Die betuigingen van eerbied, van trouw en liefde hebben wij Zuiderlingen herhaald, toen enkele jaren later Hare Majesteit ons weder vereerde met Haar bezoek, thans aan de zijde van Haren Gemaal.


Beide malen heeft de provincie Limburg bewezen, dat zij recht heeft op eene waardige plaats te midden harer zusteren.


1 Deze photografieën werden bij het ten vorige jare gehouden photographisch concours van De Aarde en haar Volken met den eersten prijs bekroond.






End of Project Gutenberg's Het Geuldal, by L. H. J.  Lamberts Hurrelbrinck

*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK HET GEULDAL ***

***** This file should be named 18235-h.htm or 18235-h.zip *****
This and all associated files of various formats will be found in:
        http://www.gutenberg.org/1/8/2/3/18235/

Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
Proofreading Team at http://www.pgdp.net/


Updated editions will replace the previous one--the old editions
will be renamed.

Creating the works from public domain print editions means that no
one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
(and you!) can copy and distribute it in the United States without
permission and without paying copyright royalties.  Special rules,
set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark.  Project
Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
charge for the eBooks, unless you receive specific permission.  If you
do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
rules is very easy.  You may use this eBook for nearly any purpose
such as creation of derivative works, reports, performances and
research.  They may be modified and printed and given away--you may do
practically ANYTHING with public domain eBooks.  Redistribution is
subject to the trademark license, especially commercial
redistribution.



*** START: FULL LICENSE ***

THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK

To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
distribution of electronic works, by using or distributing this work
(or any other work associated in any way with the phrase "Project
Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
Gutenberg-tm License (available with this file or online at
http://gutenberg.org/license).


Section 1.  General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
electronic works

1.A.  By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
and accept all the terms of this license and intellectual property
(trademark/copyright) agreement.  If you do not agree to abide by all
the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.

1.B.  "Project Gutenberg" is a registered trademark.  It may only be
used on or associated in any way with an electronic work by people who
agree to be bound by the terms of this agreement.  There are a few
things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
even without complying with the full terms of this agreement.  See
paragraph 1.C below.  There are a lot of things you can do with Project
Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
works.  See paragraph 1.E below.

1.C.  The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
Gutenberg-tm electronic works.  Nearly all the individual works in the
collection are in the public domain in the United States.  If an
individual work is in the public domain in the United States and you are
located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
are removed.  Of course, we hope that you will support the Project
Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
the work.  You can easily comply with the terms of this agreement by
keeping this work in the same format with its attached full Project
Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.

1.D.  The copyright laws of the place where you are located also govern
what you can do with this work.  Copyright laws in most countries are in
a constant state of change.  If you are outside the United States, check
the laws of your country in addition to the terms of this agreement
before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
creating derivative works based on this work or any other Project
Gutenberg-tm work.  The Foundation makes no representations concerning
the copyright status of any work in any country outside the United
States.

1.E.  Unless you have removed all references to Project Gutenberg:

1.E.1.  The following sentence, with active links to, or other immediate
access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
copied or distributed:

This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever.  You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.org

1.E.2.  If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
and distributed to anyone in the United States without paying any fees
or charges.  If you are redistributing or providing access to a work
with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
1.E.9.

1.E.3.  If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
with the permission of the copyright holder, your use and distribution
must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
terms imposed by the copyright holder.  Additional terms will be linked
to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
permission of the copyright holder found at the beginning of this work.

1.E.4.  Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
License terms from this work, or any files containing a part of this
work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.

1.E.5.  Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
electronic work, or any part of this electronic work, without
prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
active links or immediate access to the full terms of the Project
Gutenberg-tm License.

1.E.6.  You may convert to and distribute this work in any binary,
compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
word processing or hypertext form.  However, if you provide access to or
distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
form.  Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
License as specified in paragraph 1.E.1.

1.E.7.  Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.

1.E.8.  You may charge a reasonable fee for copies of or providing
access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
that

- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
     the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
     you already use to calculate your applicable taxes.  The fee is
     owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
     has agreed to donate royalties under this paragraph to the
     Project Gutenberg Literary Archive Foundation.  Royalty payments
     must be paid within 60 days following each date on which you
     prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
     returns.  Royalty payments should be clearly marked as such and
     sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
     address specified in Section 4, "Information about donations to
     the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."

- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
     you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
     does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
     License.  You must require such a user to return or
     destroy all copies of the works possessed in a physical medium
     and discontinue all use of and all access to other copies of
     Project Gutenberg-tm works.

- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
     money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
     electronic work is discovered and reported to you within 90 days
     of receipt of the work.

- You comply with all other terms of this agreement for free
     distribution of Project Gutenberg-tm works.

1.E.9.  If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
electronic work or group of works on different terms than are set
forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark.  Contact the
Foundation as set forth in Section 3 below.

1.F.

1.F.1.  Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
collection.  Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
works, and the medium on which they may be stored, may contain
"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
your equipment.

1.F.2.  LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
liability to you for damages, costs and expenses, including legal
fees.  YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
PROVIDED IN PARAGRAPH F3.  YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
DAMAGE.

1.F.3.  LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
written explanation to the person you received the work from.  If you
received the work on a physical medium, you must return the medium with
your written explanation.  The person or entity that provided you with
the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
refund.  If you received the work electronically, the person or entity
providing it to you may choose to give you a second opportunity to
receive the work electronically in lieu of a refund.  If the second copy
is also defective, you may demand a refund in writing without further
opportunities to fix the problem.

1.F.4.  Except for the limited right of replacement or refund set forth
in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO OTHER
WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.

1.F.5.  Some states do not allow disclaimers of certain implied
warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
the applicable state law.  The invalidity or unenforceability of any
provision of this agreement shall not void the remaining provisions.

1.F.6.  INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
with this agreement, and any volunteers associated with the production,
promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
that arise directly or indirectly from any of the following which you do
or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.


Section  2.  Information about the Mission of Project Gutenberg-tm

Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
electronic works in formats readable by the widest variety of computers
including obsolete, old, middle-aged and new computers.  It exists
because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
people in all walks of life.

Volunteers and financial support to provide volunteers with the
assistance they need, is critical to reaching Project Gutenberg-tm's
goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
remain freely available for generations to come.  In 2001, the Project
Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
and the Foundation web page at http://www.pglaf.org.


Section 3.  Information about the Project Gutenberg Literary Archive
Foundation

The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
Revenue Service.  The Foundation's EIN or federal tax identification
number is 64-6221541.  Its 501(c)(3) letter is posted at
http://pglaf.org/fundraising.  Contributions to the Project Gutenberg
Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
permitted by U.S. federal laws and your state's laws.

The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
throughout numerous locations.  Its business office is located at
809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
business@pglaf.org.  Email contact links and up to date contact
information can be found at the Foundation's web site and official
page at http://pglaf.org

For additional contact information:
     Dr. Gregory B. Newby
     Chief Executive and Director
     gbnewby@pglaf.org

Section 4.  Information about Donations to the Project Gutenberg
Literary Archive Foundation

Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
spread public support and donations to carry out its mission of
increasing the number of public domain and licensed works that can be
freely distributed in machine readable form accessible by the widest
array of equipment including outdated equipment.  Many small donations
($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
status with the IRS.

The Foundation is committed to complying with the laws regulating
charities and charitable donations in all 50 states of the United
States.  Compliance requirements are not uniform and it takes a
considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
with these requirements.  We do not solicit donations in locations
where we have not received written confirmation of compliance.  To
SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
particular state visit http://pglaf.org

While we cannot and do not solicit contributions from states where we
have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
against accepting unsolicited donations from donors in such states who
approach us with offers to donate.

International donations are gratefully accepted, but we cannot make
any statements concerning tax treatment of donations received from
outside the United States.  U.S. laws alone swamp our small staff.

Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
methods and addresses.  Donations are accepted in a number of other
ways including checks, online payments and credit card
donations.  To donate, please visit: http://pglaf.org/donate


Section 5.  General Information About Project Gutenberg-tm electronic
works.

Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm
concept of a library of electronic works that could be freely shared
with anyone.  For thirty years, he produced and distributed Project
Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.

Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
unless a copyright notice is included.  Thus, we do not necessarily
keep eBooks in compliance with any particular paper edition.

Most people start at our Web site which has the main PG search facility:

     http://www.gutenberg.org

This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.

*** END: FULL LICENSE ***